Donner twijfelt niet aan houdbaarheid auteursrecht
Minister Donner twijfelt niet aan de houdbaarheid van het auteursrecht. “Het auteursrecht is inmiddels aangepast aan de nieuwe uitdagingen van het auteursrecht,” constateert de minister kortweg in een brief aan de Tweede Kamer van 13 oktober. De brief is het antwoord op de motie van Van Dam, Vendrik en Gerkens om de kamer te informeren over het toekomstperspectief van het auteursrecht. Daarbij is de minister expliciet gevraagd om in te gaan op de houdbaarheid en de handhaafbaarheid van het huidige rechtenstelsel en de belangen van de consument.
De minister verwijst in vrijwel alle 12 paragrafen naar hogere machten die het speelveld bepalen: Europese richtlijnen, de WIPO en de ontwikkeling van systemen voor digitaal rechtenbeheer. Voor Nederland ziet hij geen ruimte, maar ook geen reden om iets bij te stellen. De enige concrete toezegging die de minister doet, is het onderzoeken van de instelling van een landelijk platform auteursrecht onder leiding van het ministerie van Justitie. Geen adviesorgaan, maar “een periodiek ontmoetingspunt voor de uitwisseling van gedachten, knelpunten en nieuwe initiatieven. Daarmee kan de basis worden gelegd voor een forum, bijvoorbeeld op publiek-private grondslag, voor een duurzame maatschappelijke dialoog (….). ”
In de actuele discussie over de thuiskopie, digitaal rechtenbeheer (DRM) en toegang tot informatie kiest de minister steeds expliciet voor zelfregulering, en verwelkomt hij de ontwikkeling van DRM “om ongeoorloofd gebruik van beschermd materiaal te voorkomen alsmede om het geoorloofde gebruik gedetailleerd te kunnen monitoren en aan de hand daarvan individueel af te rekenen.” Tezijnertijd voorziet de minister zelfs een einde aan de thuiskopieheffing op blanco informatiedragers, ‘om tariefstapeling te voorkomen’. Dat de entertainmentindustrie via DRM gedetailleerd inzicht krijgt in het lees-, kijk- en luistergedrag van elke burger, merkt Donner niet aan als privacy-gevaar. Hij noemt alleen het risico van onredelijke tarieven en belemmeringen van de toegang tot informatie. Iets verder in de brief, in de paraaf over de thuiskopie, geeft de minister echter blijk van een rotsvaste overtuiging in de onzichtbare hand van de markt. “Naar verwachting zullen beperktere gebruikersvrijheden onder invloed van marktwerking uiteindelijk in de prijsstelling tot uitdrukking komen.”
Donner roemt de initiatieven van rechthebbenden om piraterij tegen te gaan, en kondigt aan dat hij de uitleveringswet wil aanpassen, als het Cybercrime verdrag geratificeerd wordt, om uitlevering mogelijk te maken voor mensen die (verdacht worden van) van ‘het opzettelijk verveelvoudigen, verspreiden of in voorraad hebben van inbreukmakend materiaal. (artikel 31a Auteurswet 1912).’
In het algemeen merkt de minister op: “Auteursrechten steunen verder de instandhouding van informatiekanalen, waarvan de uitoefening van het recht van vrije meningsuiting en informatieverspreiding afhankelijk zijn, (…)”. Het is hoogst twijfelachtig of deze stelling ook opgaat voor nieuwe informatiekanalen, zoals e-mail, World Wide Web, IRC, messengers, Usenet en P2P.
De brief is dan ook vooral een opsomming van de juridische status quo, en werkt op geen enkele wijze uit hoe consumentenrechten in de toekomst gehandhaafd kunnen worden als de markt onverhoopt niet feilloos zou werken. De minister verwijst weliswaar positief naar de Creative Commons, een alternatieve licentie die hergebruik stimuleert, maar lijkt daarin de ultieme zelfregulerende oplossing te zien voor publieke toegang tot publieke informatie. In werkelijkheid zijn de meeste schrijvers en artiesten niet vrij om hun werk onder een dergelijke licentie te ontsluiten, omdat ze onder een dwingend collectief contract staan. Bovendien geldt een Creative Commons licentie alleen voor nieuwe werken, niet voor de enorme cultuurschat aan reeds bestaande werken waarvan de maker minder dan 70 jaar geleden is overleden. Als de minister een serieus toekomstperspectief had willen schetsen, had hij tenminste ook de duur van het auteursrecht moeten aankaarten, dat in internationaal verband steeds verder wordt opgerekt.
- Auteursrechtbeleid, Brief van de minister van Justitie Kamerstuk 2004-2005, 29838, nr. 1, Tweede Kamer (13.10.2004) http://www.justitie.nl/pers/kamerstukken/include.asp?bestand=/extern/documentportal/Brieven%20TK/20041013_5312460a%20prioriteiten%20auteursrechtbeleid.doc.c
Dit artikel is automatisch geconverteerd uit het oude archief van nieuwsbrieven van Bits of Freedom.