Wetsvoorstel Burgerservicenummer
Minister Pechtold van bestuurlijke vernieuwing en koninkrijksrelaties heeft het wetsvoorstel Burgerservicenummer naar de Tweede Kamer gestuurd. Het Burgerservicenummer (BSN) zal het huidige sociaal-fiscaal nummer (sofinummer) vervangen en wordt een algemeen, uniek persoonsnummer voor alle burgers.
De nieuwe wet zorgt ervoor dat alle overheidsorganisaties het Burgerservicenummer kunnen gebruiken zonder dat daarvoor een aparte wettelijke regeling nodig is. Daardoor kan het BSN ook in de zorg worden gebruikt, in het elektronisch medicatiedossier en later ook het elektronisch patiëntendossier.
Nu worden er verschillende nummers gebruikt in bijvoorbeeld het onderwijs en bij het aanvragen van huursubsidie. Het Burgerservicenummer maakt een eind aan dit gebruik van diverse persoonsnummers. Volgens minister Pechtold zal het BSN zorgen voor “[vermindering van] het aantal fouten bij invoering of verwerking van persoonsgegevens, [..] een meer klantgerichte dienstverlening, een betere bescherming tegen identiteitsfraude en het vergroten van de transparantie van de overheid”. Pechtold streeft naar invoering van het BSN per 1 januari 2006. Het BSN zal binnen de verschillende domeinen steeds een andere naam dragen. Zo krijgt hetzelfde persoonsnummer in de gezondheidszorg de naam Zorg Informatie Nummer (ZIN) en binnen het onderwijs de naam Onderwijsnummer.
Voor het BSN wordt een nieuw centraal informatiesysteem gebouwd. “Dat omvat onder meer een nummerregister, controle mechanismen en communicatiekanalen met gemeenten, de Belastingdienst, de vreemdelingenketen, de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en de verschillende gebruikers van het burgerservicenummer.” Het BSN maakt het mogelijk om binnen de overheid meer informatie over personen te koppelen. Minister Pechtold noemt dit het “uitwisselen en het meervoudig gebruik van persoonsgegevens”.
Het Burgerservicenummer is onderdeel van een stortvloed aan voorstellen en projecten van Binnenlandse Zaken om gegevens te koppelen en burgers te identificeren. Voorbeelden daarvan zijn DigiD, een uniforme authenticatie voor online overheidsdiensten, en eNIK, de elektronische identiteitskaart.
De Raad van State uitte in 2005 in een advies kritiek op het wetsvoorstel. De Raad sprak daarin haar verbazing uit over het feit dat het voorstel alleen over de burger spreekt als object; “Van rechten van de burger is dan ook weinig sprake”. Daarom begreep de Raad de naamgeving niet: “[..] het [verbaast] de Raad dat gekozen is voor de benaming ‘burgerservicenummer’; een meer neutrale aanduiding als ‘algemeen registratienummer’ of iets dergelijks ligt naar zijn oordeel meer voor de hand”.
Het BSN bevat op zichzelf geen informatie over burgers maar de Raad was er niet gerust op de gevolgen voor de privacy. “Het BSN is in principe openbaar: het zal worden vermeld op identiteitsbewijzen; bedrijven kunnen het BSN langs die weg dan ook registreren en gebruiken. [..] Het zal in de praktijk niet tegen te houden zijn dat het BSN van diverse personen ruim bekend wordt, en soms zelfs op het internet opduikt; door het combineren van de gegevens die dat oplevert (‘data-mining’) kan dan een indringend beeld van zo’n persoon worden opgebouwd.”
- Wetsvoorstel Burgerservicenummer (22.09.2005) http://www.minbzk.nl/persoonsgegevens_en/gemeentelijke/parlementaire/brief_aan_de_tweede_1
- Programmabureau Burgerservicenummer http://www.programmabsn.nl/
Dit artikel is automatisch geconverteerd uit het oude archief van nieuwsbrieven van Bits of Freedom.