Effecten cameratoezicht niet eenduidig
Minister Remkes heeft het rapport ‘Evaluatie Cameratoezicht op Openbare Plaatsen’ naar de Tweede Kamer gestuurd. Het rapport geeft de ontwikkelingen weer rond het gemeentelijk cameratoezicht op openbare plaatsen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken had de Tweede Kamer een serie evaluaties toegezegd bij de behandeling van de Wet cameratoezicht op openbare plaatsen. Het eerste rapport is een nulmeting. De komende vijf jaar zullen jaarlijks aanvullende evaluaties verschijnen. De serie evaluaties moet laten zien welke veranderingen de wet tot gevolg heeft.
Uit het onderzoek blijkt dat in bijna ??n vijfde van de gemeenten cameratoezicht wordt gehouden. In 83% van de gemeenten met een inwoneraantal boven de 100.000 inwoners wordt cameratoezicht toegepast. Van de gemeenten met cameratoezicht zegt bijna de helft plannen te hebben om het cameratoezicht uit te breiden. Van de gemeenten zonder cameratoezicht geeft 14 procent aan plannen te hebben om het komende jaar cameratoezicht in te voeren. Continu live meekijken gebeurt in 7% van de gemeenten met cameratoezicht.
Het rapport heeft ook een meta-analyse gemaakt van bestaande plaatselijke evaluaties van het cameratoezicht. Zoals ook uit andere meta-analyses blijkt, bijvoorbeeld in Groot-Brittanni?, leidt het cameratoezicht niet tot eenduidige verbeteringen in de veiligheid. Het resultaat is vaak heel gevarieerd. Het rapport maakt daarbij wel de aantekening dat veel plaatselijke evaluaties van onvoldoende kwaliteit zijn en daarom eigenlijk niet geschikt zijn als basis voor beleid.
Als bepalende factor voor het succes van cameratoezicht wordt vooral het live meekijken genoemd. Uit een eerder onderzoek van het College bescherming persoonsgegevens (Onderzoek naar de inzet van cameratoezicht in alle Nederlandse gemeenten, november 2003) bleek dat veel gemeenten eigenlijk weinig doen met de beelden.
Hoewel de onderzoekers in het rapport vaststellen dat het publiek in de loop der jaren steeds positiever tegenover cameratoezicht is gaan staan, merken zij ook op dat de inzet van camera’s vanwege de inbreuk op privacy wel moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De daarop logisch volgende vraag of gemeenten hun beslissing om camera’s in te zetten moeten baseren op niet-eenduidige of slecht uitgevoerde evaluaties blijft in het onderzoek onbeantwoord.
Minister Remkes is in elk geval zo verstandig om in de aanbiedingsbrief aan de Tweede Kamer niet te spreken over het succes van het cameratoezicht. Hij beperkt zich tot een korte samenvatting: “De evaluatie laat geen eenduidig beeld zien van de veranderingen in de objectieve veiligheid; deze neemt in bepaalde gemeenten af en in andere juist toe. Ook de effecten van cameratoezicht op onveiligheidsgevoelens zijn niet eenduidig.”
De Wet cameratoezicht op openbare plaatsen is in februari 2006 gedeeltelijk in werking getreden. De wet heeft een verlenging van de bewaartermijn van camerabeelden tot gevolg en verruimt de inzet van beelden ten behoeve van opsporing en strafvervolging.
- Evaluatie Cameratoezicht op Openbare Plaatsen (mei 2006) http://www.minbzk.nl/contents/pages/71046/eindrapport-1371-cameratoezicht23mei2006.pdf
Dit artikel is automatisch geconverteerd uit het oude archief van nieuwsbrieven van Bits of Freedom.