Duits Hof kritisch over Duitse wet bewaarplicht
Op 15 december hield het Bundesverfassungsgericht (BvG) – het Duitse Constitutionele Hof – een hoorzitting over de Duitse Wet bewaarplicht. De vraag die voorligt is of de Duitse implementatie van de Dataretentierichtlijn 2006/24/EG (PDF) verenigbaar is met de Duitse grondwet en de fundamentele rechten van de mens. De zaak is bijzonder, omdat hij wordt gesteund door 34.000 burgers en het BvG in het voortraject de toepassing van de wet al twee keer heeft beperkt. Netzpolitik heeft een verslag van de hoorzitting gepubliceerd. Zie ook het persbericht van de werkgroep die de rechtszaak heeft gestart. Ook in Nederland is deze richtlijn geimplementeerd in de Wet bewaarplicht verkeersgegevens (zie hier het dossier van Bits of Freedom over deze wet).
De President van het Hof zei aan het begin van de hoorzitting dat de rechtszaak fundamentele vragen over de verhouding tussen vrijheid en veiligheid aan de orde stelt. De bewaarplicht moet gezien worden als een “Großen Lauschangriff” (een invasief elektronisch opsporingsmiddel). Ook merkte hij op dat de wetgever bij het formuleren van deze wet al eerder is teruggefloten door het BvG. Hierna kwamen beide partijen aan het woord, en werden politici, academici en opsporingsdiensten en – merkwaardig genoeg – ook de contentindustrie gehoord.
Tegenstanders van de bewaarplicht, zoals de Duitse toezichthouder voor gegevensbescherming Peter Schaar, waarschuwden voor de gevaren van de bewaarplicht. Er kan immers een compleet beeld ontstaan van het sociale
gedrag en netwerk van burgers, omdat uit de data afgelezen kan worden waar iedere burger zich op welk moment bevindt. Daarnaast is misbruik van de verzamelde gegevens en hun gebruik voor andere doeleinden dan de
opsporing – het zogenoemde ‘function creep’ waarschijnlijk. Te meer, daar de normen uit de wet zo onduidelijk zijn, dat telecombedrijven met deze wet veel meer data kunnen verzamelen dan voor de opsporing relevant is. Beveiligingsexpert Prof. Andreas Pfitzmann merkte op dat de bewaarplicht uit technisch oogpunt het meest indringende opsporingsmiddel denkbaar is.
Daarna was het woord aan de voorstanders van de bewaarplicht. Niet lang nadat de landsadvocaat Christopher Moeller het woord nam, werd door een rechter de kritische vraag gesteld waar de grens ligt van de verzameldrift van de overheid: “Kann man alle Daten erstmal speichern, ohne dass es ein Eingriff in Grundrechte ist?”. Daarop moest de advocaat erkennen, dat de wet de fundamentele vrijheden van burgers beperkt. Tijdens de verdediging van de implementatiewet, bleven de rechters uiterst kritische vragen stellen. De opsporingsdiensten noemden vervolgens een aantal voorbeelden van dossiers waarbij telecomgegevens een belangrijke rol hadden gespeeld. Zij concludeerden dat het internet geen vrijstaat moet worden. Onder de voorstanders van de bewaarplicht, bevonden zich ook vertegenwoordigers uit de contentindustrie, die hun zorgen uitten over het handhaven van auteursrechten en opmerkten dat de bewaarplicht kan bijdragen in de handhaving daarvan.
Deze argumenten zijn eenvoudig te weerleggen. De noodzaak en effectiviteit van de bewaarplicht is nooit bewezen, en toch worden van alle burgers telecomgegevens bewaard. Het handhaven van auteursrechten met telecomgegevens is bovendien een klinkend voorbeeld van function creep, waar tegenstanders van de wet altijd voor waarschuwden. De gegevens mogen immers uitsluitend gebruikt worden om zware misdrijven en terrorisme op te sporen.
De definitieve uitspraak wordt over twee tot drie maanden verwacht, al duidt de hoorzitting van gisteren en de verslaggeving daarover erop dat de Duitse implementatiewet op losse schroeven staat.