Ministerie van Veiligheid degradeert bewaarplicht tot onveilig scheikundeproefje
Al jarenlang moet de Eerste Kamer haar stevige kritiek op de bewaarplicht telecomgegevens herhalen. Terwijl de minister nog steeds niet weet of de bewaarplicht noodzakelijk en effectief is, wordt ondertussen het bel- en internetverkeer van iedere Nederlander opgeslagen en loopt onze privacy ernstige schade op. In feite is de bewaarplicht een mislukte proef. Al zijn scheikundeproeven op middelbare scholen nog veiliger dan de amateuristische bewaarplichtproef. Een onveilige proef die het ministerie ondanks alle gevaren gewoon doorzet.
Sinds 2004 uit de senaat stevige kritiek op de bewaarplicht telecomgegevens. En na een bijeenkomst op 11 november 2008 (PDF) met technische experts, formuleerde de senaat kritische vragen richting het ministerie over de noodzaak van de massale privacyschending. Helaas is het ministerie nog nooit serieus ingegaan op deze vragen, maar leverde zij wél een – volgens Bits of Freedom – waardeloze inbreng op een vragenlijst (‘questionnaire’) van de Europese Commissie voor de Europese evaluatie van de bewaarplicht. De Eerste Kamer zag zich dus genoodzaakt haar vragen opnieuw te stellen aan de nieuwe Minister Opstelten.
In zijn recente antwoord (PDF) had Minister Opstelten de gelegenheid moeten aangrijpen om de Eerste Kamer eindelijk antwoorden te geven. De minister weet de bezwaren in ieder geval prima op te sommen:
“Kort gezegd betreffen de bezwaren het nut en de noodzaak van de bewaarplicht, de effectiviteit van de bewaarplicht, de harmonisatie van de verplichtingen en ten slotte de bescherming en beveiliging van de gegevens. (…) Uw Kamer wijst er op dat de ingevulde questionnaire en de aanvullende informatie (1) de 24 uitspraken van rechtbanken, hoven en Hoge Raad niet worden gerelateerd aan het totaal aantal bewaarde gegevens en dat daardoor geen oordeel kan worden gegeven over de proportionaliteit van de maatregel, (2) geen onderbouwing geven van de effectiviteit en efficiency van het bewaren van historische telefonie- en internetgegevens, (3) het gebruik van historische internetgegevens in casussen niet wordt genoemd en (4) geen inzicht wordt gegeven hoe oud de historische gegevens zijn, dit in verband met de afweging welke (proportionele) bewaartermijn zou moeten worden gehanteerd. Tenslotte merkt uw Kamer op dat in de begeleidende brief bij de aanvullende informatie aan de Europese Commissie veronderstellingen en meningen worden geponeerd die niet feitelijk worden onderbouwd.”
Oftewel, de Eerste Kamer bekritiseert vrijwel alle aspecten van de bewaarplicht. Deze bloemlezing van stevige kritiek is voor de minister aanleiding om te antwoorden:
“Ik ben het met u eens dat in de beantwoording richting de Europese Commissie ik niet op alle vragen de gewenste informatie volledig kan overleggen.”
In artikel 8 van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) staan strenge veiligheidsvoorschriften opgesomd, waaraan privacybeperkingen moeten voldoen voordat ze toegestaan zijn. Veiligheidsvoorschriften als ‘noodzaak’, ‘effectiviteit’ en ‘dringende maatschappelijke behoefte’. Als niet aan deze strenge voorschriften is voldaan, is een privacy-inbreuk illegaal. Zoals op je scheikunde-proef op de middelbare school: als je niet aan de veiligheidsvoorschriften voldoet, moet je de proef afbreken. Toch vervolgt de minister:
“Echter, de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens is pas sinds 1 september 2009 in werking getreden. Vanwege deze korte werking zag ik geen mogelijkheid om de effectiviteit van de Wet te onderzoeken. (…) Ik ben van mening dat, gezien de vraagstelling en de korte reactietermijn, de vragen van de Europese Commissie en in het bijzonder de questionnaire met de grootst mogelijke zorgvuldigheid zijn beantwoord. De Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens voorziet in een evaluatie die voor 1 september 2012 moet zijn afgerond. In deze evaluatie zullen de aspecten effectiviteit en efficiency aan de orde komen.”
Lezen we het goed? Terwijl alle experts de effectiviteit van de bewaarplicht al jarenlang in twijfel trekken, ziet de minister – zelfs nu de bewaarplicht al anderhalf jaar in werking is getreden – nog geen mogelijkheid om (het ontbreken van) effectiviteit vast te stellen. En vindt hij zijn waardeloze inbreng ‘met de grootst mogelijke zorgvuldigheid’ opgesteld. For the record – we schreven eerder over die inbreng:
‘van de 24 genoemde vonnissen zijn er twee ongepubliceerd, terwijl vijf over hetzelfde delict lijken te gaan. Bij 17 van de resterende 19 vonnissen vond het delict plaats vóór de inwerkingtreding van de bewaarplicht in Nederland. Uit de door de Korpschefs geselecteerde zaken volgt niet dat we de bewaarplicht in onze samenleving moeten accepteren als noodzakelijk kwaad ten behoeve van de opsporing. Integendeel, de verkeersgegevens waren in ook al voorhanden zonder de bewaarplicht.’
Het Ministerie van Veiligheid voldoet dus al jarenlang niet aan de veiligheidsvoorschriften van het EVRM. Maar door nu de kritiek van experts en van de Eerste Kamer voor de zoveelste keer te negeren, onzorvuldigheid te prijzen en pas in september 2012 op gegronde risico’s in te gaan, zet het Ministerie van Veiligheid een onveilige en schadelijke proef gewoon door. Ondertussen wordt het bel- en internetverkeer van iedere Nederlander verplicht opgeslagen. Dat we niet weten of dat noodzakelijk of effectief is, doet er blijkbaar niet toe.
Als je de veiligheid niet respecteert, mag je tijdens een scheikunde-practicum op de middelbare school vanwege gevaar voor je mede-leerlingen niet eens aan een proef beginnen. Door een onveilige proef te beginnen en zelfs door te zetten, degradeert het Ministerie van Veiligheid een gevaarlijk experiment, de bewaarplicht, tot een onveilig scheikundeproefje. Het tragische is, dat bij de bewaarplicht niet de veiligheid van zestien mede-leerlingen, maar de veiligheid en privacy van zestien miljoen Nederlanders op het spel staat.