Geen nieuws: bende bij opsporingsdatabank CIOT
Groot nieuws en toch geen nieuws. Onderzoek van het ministerie van Veiligheid en Justitie toont opnieuw aan: de politie gaat ontzettend slordig om met de verzoeken om gegevens uit de databank met de klantenadministratie van telefonie- en internetaanbieders. Hoog tijd dat de minister zijn eerdere toezegging nakomt en de toegang tot de databank afsluit voor korpsen die de regels niet naleven.
Ook de Inspectie Veiligheid en Justitie heeft nu onderzoek gedaan naar het naleven van de regels door de politie bij het opvragen van gegevens uit het CIOT. Dat is de centrale databank van de overheid waar telefonie- en internetaanbieders elke 24 uur een deel van hun klantenadministratie naar toe moeten sturen. Politieagenten kunnen op die manier makkelijk opzoeken wie er achter een bepaald IP-adres zit of welke telefoonnummers op iemands naam staan. De resultaten van het nieuwe onderzoek zijn niet anders dan al die andere onderzoeken die we al achter de rug hebben. Schokkend dus.
Eerdere rapporten tonen aan dat de politie in 2007 de regels overtrad bij het opvragen van gegevens uit de databank. In tussentijd is duidelijk geworden dat dat een structureel probleem is, net zoals dat alle aanbevelingen structureel genegeerd werden. Zie onder meer: 2008, 2009, 2010 en CBP (2011). Dat kon de minister vorig jaar niet meer negeren en hij beloofde daarom schoon schip te maken. De minister stelde een jaar geleden:
“Het lijkt me nodig om de stok achter de deur te handhaven, namelijk eventuele afsluiting van het CIOT, indien en zolang de [opsporingsdienst] niet aan de normen voldoet.”
Al eerder bleek zijn dreigement om opsporings- en inlichtingendiensten die de wet overtreden de toegang tot de databank met klantgegevens te ontzeggen niets waard. Maar nu opnieuw een eigen toezichtshouder van het ministerie zo duidelijk maakt dat de politie lak heeft aan het naleven van de regels kan de minister toch niets anders meer?
Met dat in het achterhoofd nog nieuwsgierig naar de dieptepunten uit het onderzoek en de reactie van de minister?
- De onderzoekers zouden eigenlijk alle opsporings- en inlichtingendiensten onderzoeken die niet in het afgelopen jaar in het kader van een van de eerdere onderzoeken waren onderzocht. De onderzoekers hebben er uiteindelijk slechts 12 korpsen onderzocht. Ze hadden niet de illusie dat het schokkende beeld nog erg zou veranderen door het onderzoek nog groter te maken.
- De documenten met de beschrijvingen van de procedures die gevolgd moet worden zijn als “geheim” of “vertrouwelijk” geclassificeerd. Het gevolg is dat bij de agenten die zich met het opvragen van gegevens uit de databank bezig houden onduidelijkheid bestaat over de te volgen regels.
- De documenten die nodig zijn om achteraf te controleren of een bevraging wel rechtmatig was kunnen vaak niet teruggevonden worden. Een aantal korpsen weet niet eens wélke documenten ze eigenlijk moeten bewaren.
- De meeste korpsen hebben weinig vastgelegd over de controles om zelf te beoordelen of bevragingen wel rechtmatig zijn. En als die controles al worden uitgevoerd, dan wordt er niets over vastgelegd. Als ze al worden uitgevoerd.
- De minister benadrukt in zijn beleidsreactie weer eens dat hij onze privacy “van het allergrootste belang vind” en dat hij de aanbevelingen van de Inspectie “zeer ter harte” neemt. Maar ja, wat heb je aan zo’n toezegging als alle eerdere toezeggingen net zo snel weer vergeten worden als ze gedaan zijn?
De Inspectie Veiligheid en Justitie is de toezichthouder van het gelijknamige ministerie en is in het leven geroepen om een bijdrage aan de veiligheid in de samenleving te leveren. Je kent de organisatie van de onderzoeken die ze doen naar de ongelukken op het spoor en met vliegtuigen.