Kabinet zegt eigenlijk: bewaarplicht vrijwel ongewijzigd behouden
Dinsdag stuurde het kabinet haar lang verwachte reactie op de baanbrekende uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie waarin de richtlijn die ten grondslag ligt aan de Nederlandse bewaarplicht ongeldig wordt verklaard. Wat zijn de belangrijkste punten in die brief en wat wil de regering nu?
Het belangrijkste is dat de minister van Veiligheid en nog iets meteen duidelijk maakt dat de wet vrijwel ongewijzigd zou moeten blijven bestaan. De wet zou alleen op een miniem aantal punten moeten worden aangepast. Met minder komt de minister écht niet weg want ook hij bevestigt dat de huidige bewaarplicht in strijd is met de verdragen waarin onze grondrechten zijn vastgelegd. De minister doet dan ook bijna niets met de kritiek van de Europese rechters op de richtlijn.
De Europese rechters vonden het zeer problematisch dat de bewaartermijn niet is gebaseerd op “objectieve criteria om te waarborgen dat de termijn beperkt is tot het strikt noodzakelijke.” Flauwekul zegt Opstelten: door die bewaartermijn te bekritiseren gaan de Europese rechters “voorbij aan de essentie van de bewaarplicht.” Maar dat die kritiek ook in Nederland van toepassing is, blijkt wel uit het onderzoek van het ministerie zelf: veruit de meeste gegevens blijken vrijwel nooit gevorderd te worden en worden dus per definitie onnodig bewaard.
De minister maakt in zijn brief heel duidelijk dat ook hij niet in staat is om de noodzaak van de wet aan te tonen. Natuurlijk komt hij met een aantal concrete casussen waarin de bewaarde gegevens handig bleken, maar uit niets in zijn brief blijkt of die gegevens niet sowieso al voorhanden zouden zijn geweest, of niet een beperkt deel van de gegevens ook volstaan zouden hebben, en welke alternatieven de minister heeft overwogen. En dat is stom, want sommige gegevens worden al voor bedrijfsvoering bewaard én de politie beschikt over een wetsartikel waarin zij gericht gegevens kan “bevriezen”.
De minister vond het overigens niet nodig om op alle kritiek van de Europese rechters te reageren. Zo vonden de Europese rechters het onverkwikkelijk dat ook de gegevens van mensen met een beroepsgeheim, zoals artsen en advocaten, ongegeneerd naar binnen worden geharkt. Ook verzwijgt de minister in zijn brief dat hij de verplichting aan het Openbaar Ministerie om de betrokkenen te notificeren nadat gegevens over diens communicatiegedrag zijn gevorderd wil inperken. En dat ook andere waarborgen, zoals het inzagerecht, niet werken.
De minister heeft nu een wetsvoorstel met wat aanpassingen “ter consultatie aangeboden”. In het voorstel wordt alleen de toegang tot de gegevens iets beperkt, mogen de gegevens niet meer buiten de Europese Unie worden opgeslagen en worden de bevoegdheden van de toezichthouder minimaal uitgebreid. Daarnaast kunnen de oudste gegevens alleen nog maar voor de zwaarste misdrijven worden opgevraagd. Het is wel goed dat de drempel iets wordt verhoogd doordat niet alleen de officier van justitie maar ook de rechter-commissaris een handtekening moet zetten voor een vorderingen over het communicatiegedrag van burgers. Maar op het gehele pakket bezien, zijn dat schrale lapmiddelen.
Maar, hopelijk hoeven we ons niet druk te maken over dat wetsvoorstel. Als de Tweede Kamer echt begaan is met onze vrijheid, dan komt Opsteltens voorstel niet eens in stemming. Nee, dan stemt de Tweede Kamer gewoon vóór het voorstel tot intrekking van de bewaarplicht van GroenLinks (en tegen het voorstel om de notificatieplicht in te perken).