Blog of Things: Van de wieg tot aan het graf
- 26 januari 2016
Door de toenemende populariteit van wearables en gezondheidsapps zou je haast vergeten dat mensen al decennia bezig zijn met het meten en verbeteren van hun fysieke gesteldheid.
Reeds in de vijftiende eeuw dacht Leonardo Da Vinci hardop na over een uitvinding die drie eeuwen later de pedometer zou worden genoemd. Inmiddels hebben de analoge stappentellers van weleer plaatsgemaakt voor digitale aanmoedigingsapparaten die onze gezondheid moeten bewaken. In dit tweede deel van de Blog of Things treed ik buiten de huiselijke sfeer en bespreek ik de introductie van het internet in de wereld van gezondheid en welzijn.
Een nieuw buzzwoord heeft zijn intrede gedaan: Het Internet of Things (IoT), oftewel het Internet der Dingen. Doordat steeds meer fysieke producten (‘dingen’) op het internet worden aangesloten zou de kwaliteit van ons leven worden verbeterd. Maar wat gebeurt er met onze privacy en veiligheid als onbekenden toegang kunnen krijgen tot onze meest basale apparaten? Dit artikel maakt onderdeel uit van een serie over het Internet of Things waarin ik in de belangrijkste uitdagingen voor onze digitale burgerrechten in kaart breng.
Het thema zorg staat doorgaans hoog op onze maatschappelijke agenda. We hebben veel vertrouwen in technologische ontwikkelingen die onze gezondheid moeten verbeteren. Iedereen wil namelijk oud worden, maar niemand wil het zijn. Het is dan ook niet verwonderlijk dat we gevoelig zijn voor apps en gadgets die ons een gezond leven in het vooruitzicht stellen, en die ons wijzen op onze gebreken.
Het Internet of ‘Medical’ Things (IoMT) blijkt tevens een goudhaantje voor de gezondheids- en fitnessindustrie. In de Verenigde Staten alleen al schijnt er binnen vier jaar 117 miljard dollar te verdelen zijn in die markt. Gelukkig zorgt deze markt voor een kostenbesparing van 300 miljard dollar in de gezondheidszorg, zo belooft Goldman Sachs de Amerikaanse belastingbetaler. De belangrijkste besparingen komen voort uit het monitoren van patiënten die een aanzienlijk gezondheidsrisico lopen. Voorkomen is beter dan genezen, zo luidt de gedachte.
Dat hadden ze bij Achmea ook begrepen. De verzekeraar kwam vorig jaar op het idee om lage premies te bieden aan klanten die bereid waren om data van hun rookmelder en rijgedrag te delen. Want: klanten die hun vaart minderen in het verkeer zijn minder geneigd om in het ziekenhuis te belanden. Het plan kwam op stevige kritiek te staan en leverde afgelopen jaar een nominatie op voor onze eigen Big Brother Awards.
Echte healthfreaks sluiten echter hun hele levensloop aan op het web. Zij maken prenataal kennis met de Vijfde Symphonie van Beethoven en krijgen na hun geboorte een digitale enkelband die voor hen spreekt totdat ze hier zelf toe in staat zijn. Het gebruik van Ritalin in de tentamenzaal vinden zij hopeloos achterhaald. Wie echt scherp wil blijven doet namelijk aan brainhacking en vindt daarvoor allerlei handige tips op het internet. Ze leggen zichzelf boetes op wanneer ze bankhangen, maar verdienen geld als ze bankdrukken. In de herfst van hun leven doen ze de digitale enkelband weer om en worden ze gewaarschuwd als het fout dreigt te gaan.
De komst van monitoren die met het internet verbonden zijn heeft ongetwijfeld bijgedragen aan het feit dat baby’s die vandaag de dag worden geboren zo’n vijftig procent kans hebben om honderd te worden. Er is echter een grijs gebied aan digitale health en fitnesstoepassingen waarvan het nut niet bewezen is. Bedenkers van deze toepassingen spelen handig in op de behoeftes van de jonge moeder die het beste met haar kind voorheeft, maar wat hebben gezonde mensen er aan om constant een pushbericht te ontvangen wanneer hun hartslag aan de hoge kant is? Het resultaat is een gekwantificeerd zelfbeeld waar huisartsen, mede door de discutabele betrouwbaarheid van dergelijke metingen, niet altijd op zitten te wachten.
Deze diensten hebben niet alleen een existentieel probleem, maar zijn soms ook nog eens zo lek als een mandje. Dat bleek vorige maand in een uitzending van Zembla. Zembla onderzocht een groot aantal health en fitnessapps en concludeerde dat veel van deze veelal Amerikaanse apps gegevens doorverkopen aan derden. Stel je voor dat je huisarts na je bezoek besluit de gezondheidsgegevens uit je medisch dossier door te verkopen aan de drogisterij om de hoek. Door zijn geheimhoudingsplicht een onaanvaardbaar scenario, maar in het IoMT een dagelijkse praktijk.
Gelukkig wordt het begrip “gezondheidsgegevens” ruim uitgelegd door de Europese privacywaakhond, en lifestyle- en gezondheidsapps moeten daarom transparant en terughoudend zijn met het verzamelen van gegeven. Ook lifestylegegevens die op het eerste gezicht geen betrekking hebben op iemands gezondheid, zoals gegevens over iemands rookgedrag of een lidmaatschap van een supportgroep, zullen naar verwachting snel worden aangemerkt als gezondheidsgegeven.
De medische beroepsvereniging KNMG heeft tot slot aangegeven een richtlijn te ontwikkelen voor artsen over hoe om te gaan met medische apps. Wat ons betreft een goede stap, want de sector bleek in het verleden niet altijd een juiste inschatting te kunnen maken van de privacy risico’s die online communicatie met zich meebrengen. Misschien is het geen gek idee om zo’n richtlijn ook op te stellen voor de enthousiaste gebruiker van online gezondheidstoepassingen.