De angst dat het ooit eens écht dichtbij komt
- 24 september 2016
Mensen die opkomen voor grondrechten zouden een terreuraanslag toestaan. Die suggestie van de baas van de AIVD, Bertholee, is gewoon laag bij de grond. Foutje. Maar toch. Hij vraagt zich af of mensen die opkomen voor het recht op bescherming van privacy dat nog wel zo enthousiast zouden doen als zij het slachtoffer van een aanslag zouden zijn.
Geen idee wat er in jouw hoofd rondgaat, of in het hoofd van Bertholee, maar ik denk dat iedereen in Nederland al in meer of mindere mate het slachtoffer van terroristische aanslagen is. Of je brein nu de voorkeur geeft aan rationele of meer emotionele beslissingen, niemand zal onbewogen het nieuws over de aanslagen in Parijs, Brussel of Nice hebben gevolgd. Iedereen wordt geraakt door de chaotische berichtgeving, de heftige beelden en de beangstigende verhalen. Wie vermoed dat bekenden mogelijk onder de slachtoffers zijn, rust niet voor het bevrijdende I’m safe! doorgekomen is.
De angst die je na een aanslag voelt reikt echter veel verder en veel dieper. Die angst bepaalt mijn gevoel dagelijks. Als ik een vergeten koffer op het perron zie staan, dan is de eerste reflex er eentje van angst. De tweede is om even bij de informatiebalie langs te lopen – waarna natuurlijk alle alarmbellen afgaan en de treinenloop alsnog is verstoord. Die angst manifesteert zich op veel meer manieren, ook in de prominente aanwezigheid van zware wapens bij een bezoek aan de Tweede Kamer of bij het uitzwaaien van mijn geliefde op Schiphol. En in de media die ik raadpleeg, in de polariserende oproepen van politici, in het beeld dat van vluchtelingen wordt geschetst of het gesprek in de kroeg om de hoek. Dat verlammende is ook het doel van de aanslagplegers: de maatschappij ontwrichten.
Mijn angst zit hem ook in de manier waarop de beleidsmakers van ons land daarmee omgaan. Hoe ze – goedbedoeld of niet – ervoor kiezen om te morrelen aan de grondbeginselen van onze democratische rechtstaat. Aan het uitgangspunt dat de overheid met je doen en laten niets te maken heeft, tenzij er een concrete en gerichte verdenking tegen je bestaat. De maatregelen die voorheen als vanzelfsprekend niet eens overwogen werden, liggen nu als serieus voorstel op tafel. Ook dat is mijn angst: de angst om onze vrijheid te verliezen. Of dat nu gebeurt met de slechtste of met de beste bedoelingen.
En ja, wat als het écht dichtbij komt? Een vraag die me in het verleden vaker is gesteld: hoe denk ik over het langdurig bewaren van het doen en laten van iedereen in Nederland als mijn lieve dochter het slachtoffer zou zijn van een aanslag? Dat is ook een angst: als de mensen die ik lief heb geraakt worden, ben ik dan nog wel in staat om onderscheid te maken tussen mijn persoonlijke leed en het belang van onze maatschappij? Wanneer ben ik door schade en schande wijs geworden en wanneer is er slechts sprake van een vertroebeling van mijn wereldbeeld? Ben ik in staat om het verschil te zien? Maak ik me dan nog wel druk om de dingen die ik nu belangrijk acht?
Ik zou het niet weten. Geen idee of ik dan nog op mezelf zou kunnen vertrouwen. Waar ik vooral op hoop is dat mijn omgeving me in zo’n situatie scherp houdt en me er op wijst als ik me vooral laat leiden door boosheid en angst. Ik wil in staat blijven de grotere belangen te zien. En ik hoop ook dat mijn familie, vrienden en collega’s geen pas op de plaats doen, ook niet om mij te sparen, maar mijn onredelijkheid benoemt wanneer dat nodig is. Ik wil de betekenis van woorden als vrijheid, waardigheid en proportionaliteit nooit vergeten. Maar ook dat diezelfde omgeving mij wakker schudt als ik me teveel terugtrek, als ik mijzelf dreig te verliezen in mijn eigen narigheid.