Opstelten zegt: privacy kost te veel geld
- 07 juni 2013
Nu heel Brussel over elkaar heen buitelt over onze privacy en de Amerikaanse veiligheidsdiensten onze internetdata aan het minen zijn, doet onze minister ook een figuurlijke duit in het zakje. Volgens minister Opstelten van Veiligheid en Justitie zijn goede privacyregels namelijk duur. Veel te duur.
We berichtten al eerder over het Brusselse lobbygeweld dat de privacy van Europese burgers dreigt te verdrukken. En vandaag berichtte de Washington Post dat Amerikaanse veiligheidsdiensten toegang hebben tot onze gegevens bij ondermeer Google, Microsoft, Facebook en Apple. Het zijn kortom zware tijden voor jouw privacy en de vertrouwelijkheid van je gegevens.
Hoog tijd dus om onze gegevens beter te gaan beschermen. Maar helaas gebeurt dat niet. De regels voor het gebruiken van jouw gegevens worden opgerekt in plaats van aangescherpt. Het Europees Parlement luistert naar lobbyisten in plaats van naar burgers. En minister Opstelten? Die maakt zich vooral zorgen over de kosten van privacybescherming. De naleving van strengere privacyregels zou namelijk volgens een voorlopig rapport ruim een miljard euro gaan kosten. Omdat dat voorlopige rapport voorlopig ook onvindbaar is, weten we niet waar die nalevingskosten precies uit bestaan of hoe die zijn berekend.
Privacy by Disaster
De minister wil de kosten drukken en stelt daarom voor dat er “geen algemene verplichtingen voor bedrijven komen, maar regels die er meer op gericht zijn om risico’s te vermijden”. In de praktijk zal dat neerkomen op meer vrijheid voor bedrijven om zelf in te schatten hoe ze het beste met jouw gegevens om kunnen gaan. En dat lijkt ons een slecht uitgangspunt. De aanpak ‘let the problem happen and then fail to fix it‘ heeft een belabberd trackrecord, zeker als het om privacy gaat. Daar zijn privacyschandalen in de US, waar de regels stukken soepeler zijn, het levende voorbeeld van.
Ook het recente nieuws over de NSA spionage bewijst dat maar weer eens. Privacykenners zeggen al jaren dat het doorgeven van onze gegevens aan bedrijven in de Verenigde Staten gevaarlijk is, omdat de veiligheidsdiensten daar veel te makkelijk toegang tot kunnen krijgen. De regels voor doorgeven naar de US zijn echter soepel omdat we bedrijven niet te veel willen vermoeien met regeltjes – en daar plukken we nu de wrange vruchten van.
Minister Opstelten zou zich daarom in de eerste plaats moeten bezighouden met het beschermen van de privacy van Nederlandse burgers in plaats van te schermen met grote getallen. Doet hij dat niet, dan wordt eens te meer duidelijk dat onze privacy en onze communicatievrijheid hem schokkend weinig kunnen schelen.