Minister Opstelten traineert de Tweede Kamer over bewaarplicht
De minister van Veiligheid en nog iets speelt een spelletje met de Tweede Kamer. Eerder schreef hij dat de wet op grond waarvan jouw communicatiegedrag en locatie langdurig worden bewaard in strijd met een Europees mensenrechtenverdrag is. Nu zou ineens alles anders zijn.
Tweede Kamerleden van de D66, GroenLinks en SP-fracties stelden minister Opstelten de vraag: “Erkent u dat de huidige Wet bewaarplicht in strijd is met het Handvest, een Europese mensenrechtenverdrag?” Een heldere vraag. Met een helder antwoord. Maar niet als je minister Opstelten bent, want hij schrijft:
“Nee, de voormalige richtlijn dataretentie kan niet op één lijn worden gesteld met de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens, omdat hiermee geen recht wordt gedaan aan de Nederlandse wetgeving op het gebied van de bewaarplicht voor telecommunicatiegegevens. […]”
Dat – of die voormalige richtlijn en onze wet op één lijn gesteld kunnen worden – was niet de vraag. De vraag was of de Nederlandse wet in strijd is met het Handvest. Het antwoord op die vraag had de minister zelf al eerder gegeven. In zijn brief van 17 november aan het parlement schreef hij:
“De [Raad van State] stelt vast […] dat toetsing van de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens aan het Handvest van de grondrechten tot de conclusie leidt dat deze wet […] in strijd is met de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten. Hieruit vloeit voort dat de nationale wetgeving moet worden aangepast voor zover deze niet in overeenstemming is met het Handvest van de grondrechten. De Nederlandse regering kan deze zienswijze onderschrijven.”
Dus: de Nederlandse wet is in strijd met het Europese mensenrechtenverdrag.
We begrijpen wel waarom hij draait: er kleven vervelende consequenties aan de erkenning van die strijdigheid. Een Nederlandse wet die in strijd is met internationale verdragen mag namelijk niet worden uitgevoerd. Dat staat in onze Grondwet. En dat wil de minister niet. Hij wil vasthouden aan de wet, want: “de regering is overtuigd van het belang en de onmisbaarheid van een bewaarplicht”. Dat zal best, maar de minister handelt daarmee nu wel in strijd met onze Grondwet.
Wat er nu moet gebeuren? De Tweede Kamer moet het hier niet bij laten zitten. Die moet de minister ter verantwoording roepen. Scherp zijn op zijn woordspelletjes. Bovenop deadlines zitten (want dit non-antwoord was ook al vertraagd.) Want er is nog maar één conclusie mogelijk: de uitvoering van de huidige wet moet per direct bevroren worden.