Minister beantwoordt de belangrijkste vragen…. niet!
Zijn de grote telefonie- en internetproviders gestopt met de bewaarplicht, nadat de wet door de rechter buiten werking is gesteld? De minister liet het uitzoeken en stuurde de resultaten aan de Tweede Kamer. Maar in het begeleidend schrijven gaat de minister de belangrijkste vragen vakkundig uit de weg.
Vandaag deed de minister wat hij al een tijdje geleden aan de Tweede Kamer had beloofd: uitleg geven over de manier waarop de grote telefonie- en internetaanbieders omgaan met het buitenwerking stellen van de Wet bewaarplicht. En dat is op zich positief: geen van de grote aanbieders bewaart nog gegevens enkel en alleen omdat dat zou moeten van de Wet bewaarplicht. Dat blijkt uit onderzoek van de toezichthouder Agentschap Telecom.
Maar een belangrijke vervolgvraag is nog altijd niet beantwoord: wat bewaren de aanbieders dan nu nog wel, en hoe lang? De toezichthouder concludeert in haar fact-sheet:
“… dat in de door de aanbieders gebruikte systemen uitsluitend nog gegevens bewaard worden die verwerkt mogen worden voor de eigen bedrijfsvoering.”
Welke dat zijn en hoe lang die gegevens in die systemen vastgelegd worden, daar zegt het Agentschap niets over. Het antwoord op die vraag is interessant, ook los van het debat over de toekomst van de Wet bewaarplicht.
En dan is het ook logisch dat de minister in zijn slordige brief niet ingaat op de vraag of de gegevens die nu nog door de aanbieders worden bewaard, niet gewoon volstaan. Met de buitenwerkingstelling van de Wet bewaarplicht heeft de politie haar bevoegdheid tot het vorderen van gegevens niet verloren. Al die gegevens in de systemen van de aanbieders, daar kan de politie gewoon bij. Is dat niet genoeg? Met andere woorden: is een Wet bewaarplicht eigenlijk wel nodig?
Die vraag laat de minister ook nu weer onbeantwoord. We zijn de beroerdste niet: we herinneren hem er wel weer aan bij de tijd dat de minister in de Tweede Kamer het debat moet aangaan.