Een internet vrij van terrorisme, hate speech en uitingsvrijheid
- 01 juni 2016
Gisteren lanceerde de Europese Commissie, samen met enkele grote bedrijven als Facebook en Twitter, een vrijwillige gedragscode om terrorisme en hate speech van het internet te krijgen. Hoewel dat ongetwijfeld niet de bedoeling is, gooit de Europese Commissie daarmee ook onze vrijheid van meningsuiting van het internet.
Onder meer Facebook, Twitter en Google ondertekenden de gedragscode. Vrijwillig, voor zover je van vrijwilligheid kan spreken bij zulke onderwerpen. Zij nemen daarmee “the lead on countering the spread of illegal hate speech online.” Ik zie je al fronzen: private bedrijven die de leiding nemen in de strijd tegen iets illegaals, terwijl dat toch bij uitstek een overheidstaak is? En daar schuilt inderdaad een groot probleem.
In de eerste plaats is de opsporing en vervolging van strafbare feiten een taak van de overheid, niet van private bedrijven zoals Facebook en Twitter. De grote communicatieplatformen, die door hun omvang toch al bijna een monopolie op ons beeld van de wereld om ons heen hebben, moeten nu op verzoek van de overheid gaan bepalen of iets door de beugel kan of niet. Strafbaarheid is daarbij voor hen echt geen doorslaggevend criterium, maar wel of wij als gebruikers geconfronteerd worden. Als iets controversieel of aanstootgevend is, dan is er grote kans dat het bericht wordt verwijderd. Of het ook echt illegaal is, zoals de overheidsdienst beweert, kan niet en wordt niet beoordeeld.
Anders gezegd: met de gedragscode in de hand vragen overheidsdiensten straks aan die grote bedrijven om vermeend illegale (lees: ongewenste) posts en plaatjes “tegen hun algemene voorwaarden aan te houden”. Als het in strijd is met die vaak vage voorwaarden, dan zal het bedrijf de informatie verwijderen. Onwenselijk, want de algemene voorwaarden zijn al veel smaller dan wat de wet toestaat.
In de tweede plaats degradeert de gedragscode onze wetgeving naar een tweede plaats. Daarin zijn meer of minder heldere regels beschreven die er voor moeten zorgen dat de overheid geen misbruik kan maken van haar macht. De bevoegdheden zijn voorzien van waarborgen: er is geregeld onder welke voorwaarden een overheidsdienst de verwijdering van een post mag eisen en er zijn procedures die er voor zorgen dat jij bezwaar kunt aantekenen. Niets van dat alles is er bij die grote platformen. Als Facebook vindt dat een post niet door de beugel kan, dan heb jij dat als gebruiker te slikken. Ook als Facebook die post verwijderd heeft na “een notificatie” van de overheid.
Zo’n gedragscode heeft impact op onze vrijheid van meningsuiting, onze rechtstaat en daarmee op ons allemaal. Om die reden is het belangrijk dat ook de internetgebruiker, of misschien wel gewoon iedereen, gehoord wordt. De Europese Commissie nodigde na aandringen onze collega’s van EDRi en Access Now heel soms uit om over dit onderwerp mee te praten. Maar het stelselmatig negeren van hun punten werden ze zat en daarom kondigden ze gisteren aan daar helemaal mee te stoppen. Ook een verzoek om documenten over het proces en het beleid openbaar te maken, stuitte op veel weerstand. Inmiddels is de zaak aanhangig gemaakt bij de ombudsman.
Onze regering en de Europese Commissie moeten onze vrijheid beschermen. Dat betekent dat overheidsdiensten over adequate middelen moeten beschikken om in te kunnen grijpen als iemand iets illegaals doet. Maar tegelijkertijd moeten die middelen zo zijn ingekaderd dat die overheid daar geen misbruik van kan maken. Het is bij uitstek iets om bij wet te regelen. Een internet vrij van terrorisme, hate speech én vrij van uitingsvrijheid, dat zijn we heel veel slechter af.