Nederland in Europa: betere samenwerken in plaats van verzwakken versleuteling
- 29 november 2016
Het ministerie van Veiligheid en Justitie gaf afgelopen week antwoorden op vragen uit Europa over versleutelde informatie in strafrechtelijke onderzoeken. Ook in Europees verband neemt onze regering haar verstandige standpunt in: geen verzwakking van versleuteling.
In steeds meer onderzoeken komt de politie goed versleutelde informatie tegen. Dat maakt het oplossen van die strafzaken soms een heel stuk lastiger. De vertegenwoordigers van de regeringen van de Europese landen (de “Raad van de Europese Unie”) deden laatst onderzoek naar de omvang en de aard van die moeilijkheden. Over de vragenlijst van de Raad schreven we vorige week al: “Is verzwakken versleuteling ook in Europa een no-go?”
Net toen we daarover schreven maakte ons ministerie van Veiligheid en Justitie haar eigen antwoorden op die vragen openbaar. Die zijn niet verrassend: ook in Nederland komt de politie zeer regelmatig versleutelde informatie tegen. Dat gebeurt als ze een internetverbinding aftapt, maar ook steeds vaker blijken in beslag genomen telefoons en computers goed beveiligd. Maar als ze de apps noemt die voor het versleutelen gebruikt worden, benadrukt ze ook meteen dat die tools net zo goed gebruikt worden door gewone consumenten en bedrijven.
Het voornaamste probleem dat de ambtenaren van het ministerie zien, is de moeilijke samenwerking met veel van de bedrijven die voor hun gebruikers veilige communicatie mogelijk maken. Die bedrijven, zoals Telegram en WhatsApp, bieden vaak hun diensten wel in Nederland aan, maar zijn zelf in een ander land gevestigd. De communicatie met die bedrijven is moeilijk waardoor het lastig is om te overleggen of medewerking af te dwingen. De Nederlandse regering ziet dan ook graag dat Europa met regels komt die er voor zorgen dat die bedrijven makkelijker aan te spreken zijn.
Dat is niet de enige zorg. Als een strafzaak voor de rechter komt, moet de politie kunnen uitleggen hoe ze de beveiliging van, bijvoorbeeld, een telefoon doorbroken heeft om de versleutelde berichten toch te kunnen lezen. De consequentie is dat de fabrikant van die telefoon inzicht krijgt in de kwetsbaarheden in de beveiliging van de telefoon en die vervolgens oplost. De politie trekt daarna aan het kortste eind. En dan is dus de vraag wat de politie doet. Kan het zijn dat de politie zulke methodes soms wel inzet, maar later via een andere manier ook bij die informatie komt en voor die rechter die tweede methode beschrijft? En dat de maker van de telefoon niet op alle zwaktes wordt gewezen?
Hoe de politie in dat soort hele specifieke situaties haar afwegingen maakt en beslissingen neemt wordt niet duidelijk. Wel duidelijk is dat in de bijlage van de ingevulde vragenlijst het kabinetsstandpunt over versleuteling is opgenomen. De regering houdt daar gelukkig nog steeds aan vast: ze wil geen maatregelen “die leiden tot een algemene verzwakking van encryptie.” En nu maar hopen dat de rest van Europa het Nederlandse standpunt overneemt.