Teeven door 'staatsbelang' in lastig parket
Gisteren verscheen het antwoord van staatssecretaris Teeven op de vierde ronde Kamervragen over openheid over sociale media surveillance. Opnieuw weigert Teeven met een beroep op het staatsbelang de cijfers bekend te maken. Teeven oordeelt verder dat het politiekorps Limburg-Zuid in strijd met het staatsbelang heeft gehandeld door de gevraagde cijfers wél te verstrekken. Teeven brengt zichzelf hiermee in een lastig parket.
Kamervragen ronde 4
Door middel van kamervragen probeert El Fassed (GroenLinks) al maanden cijfers over social media surveillance boven water te krijgen. De vierde ronde bracht kort gezegd het volgende resultaat:
Q1: Heeft u, zoals dat hoort, de Ministerraad geïnformeerd over uw plan een beroep te doen op staatsbelang?
A1: Dat is geheim.
Q2: Mag u die cijfers wel weigeren met een beroep op het staatsbelang?
A2: Het opsporingsbelang kan een beroep op het staatsbelang rechtvaardigen, zie een notitie uit 2002 van de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken.
Q3: De rechter en het parlement moeten de inzet van opsporingsbevoegdheden toch controleren?
A3: Ja, dat hebben we allemaal netjes in de wet geregeld.
Q4: U weet dat het politiekorps Limburg-Zuid de gevraagde cijfers wel openbaar heeft gemaakt?
A4: Ja, dat weet ik.
Q5: Dus u vindt dat Limburg-Zuid heeft gehandeld in strijd met het staatsbelang?
A5: Het belang van de opsporing verzet zich tegen het verstrekken van deze gegevens en ik ben dan ook van oordeel dat het korps Limburg-Zuid deze gegevens niet had moeten verstrekken.
Kijk hier voor de volledige tekst van de Q&A.
Demissionair staatssecretaris Teeven (Veiligheid & Justitie) houdt dus vast aan zijn weigering cijfers over social media surveillance te verstrekken. Dit rechtvaardigt hij met een beroep op het belang van de opsporing. Dat is volgens hem zo groot dat het verstrekken van de gevraagde gegevens zelfs het belang van de staat zou schaden. Wij vinden dat nonsens en gelukkig draagt Teeven daar in deze laatste ronde antwoorden ook zelf bewijs voor aan.
1. Geheimhouding is hoge uitzondering
Zoals we eerder schreven, is geheimhouding met een beroep op het staatsbelang (artikel 68 Grondwet) alleen gerechtvaardigd als aan strenge voorwaarden is voldaan. De notitie waar Teeven naar verwijst bevestigt dat:
“[Het] is duidelijk dat een beroep op het staatsbelang een uitzondering behoort te zijn en dat is het in de praktijk ook. Een beroep op [het belang van de staat] vergt een zorgvuldige afweging en een toetsbare presentatie van die afweging aan de kamer” (p.12).
De uitleg van Teeven voldoet niet aan deze eisen. Hij maakt namelijk niet duidelijk hoe openbaarheid van cijfers de opsporing kan schaden en hoe dit zich verhoudt tot openbaarheid van soortgelijke informatie. Dit maakt zijn oordeel onbegrijpelijk. Zie hier ons eerdere blog daarover.
Maar de notitie levert voor Teeven nog een probleem op. Daaruit blijkt namelijk dat het geheel niet verstrekken van informatie bij een beroep op het opsporingsbelang niet mogelijk is (p. 12). Zo zal informatie over reeds afgeronde strafzaken vrijwel altijd kunnen worden verstrekt. Bovendien kan de gevraagde informatie – óók als het verstrekken daarvan de opsporing zou frustreren – bijna altijd wel vertrouwelijk aan de Kamer of aan de leden van een bepaalde Kamercommissie worden verstrekt (p. 6, 12). Zo wordt vermeden dat geen enkele vorm van parlementaire controle meer mogelijk zou zijn. Overigens kan van het vertrouwelijk verstrekken van informatie in dit specifieke geval geen sprake zijn nu er geen goede reden voor geheimhouding is. Hoe Teeven het dus ook wendt of keert, hij zal in ieder geval met iets van de gevraagde informatie over de brug moeten komen.
2. Korps Limburg-Zuid handelt in strijd met het staatsbelang
Uit het antwoord van Teeven op vraag vijf blijkt dat hij vindt dat het korps Limburg-Zuid door het verstrekken van cijfers over social media surveillance in strijd heeft gehandeld met het staatsbelang (zij deed dat overigens in reactie op een van onze Wob-verzoeken). Dit oordeel van Teeven verhoudt zich moeilijk tot zijn eerdere oordeel over de publicatie van soortgelijke gegevens door bedrijven als Google. Daarover zei hij dat die publicatie het opsporingsbelang ook schaadt “maar in mindere mate”. Het is echter volstrekt onduidelijk hoe deze gevallen van elkaar verschillen. Het logische gevolg van de conclusie van Teeven zou daarom moeten zijn dat ook Google en Twitter door publicatie van hun transparency reports handelen in strijd met het staatsbelang. Als Teeven zeker is van zijn zaak, zal hij dus ook die publicatie moeten verbieden. Op basis van zijn eigen uitspraken ontbreekt het hem daarvoor echter aan redenen.
Teeven in lastig parket
El Fassed gaf eerder al aan de weigering van Teeven in de Kamer aan de orde te zullen stellen. We kijken ernaar uit en zijn benieuwd naar de informatie die Teeven zal verstrekken om zich uit deze lastige situatie te redden.